Het hoeden van de osTien plaatjes met tekst1. Het zoeken naar de os.
Door moerassen vol gevaren en door eindeloze bossen 2. Het vinden van het spoor van de os.
Talloos de sporen van de os, door hem gezien 3. Het vinden van de os.
Helder weerklinkt de zang van de nachtegaal. 4. Het vangen van de os.
Vast, grijpt hij het voertouw van de os. 5. het temmen van de os.
Strak, moet hij het voertouw van de os houden 6. De terugkeer naar huis op de rug van de os.
Op zijn hoofd een strooien hoed 7. De os is vergeten, blijft de hoeder.
Huiswaarts keren kon hij slechts 8. De volkomen vergetelheid van os en hoeder.
Zweep en voertouw, os en hoeder 9. Tot de oorsprong teruggekeerd.
Tot de oorsprong is hij teruggekeerd, 10. het betreden van de markt met open handen.
Met onbedekte borst en op blote voeten
Beeld: Frederick Franck. Copyright erven Frederick Franck.
Een inleiding bij "De tien plaatjes van de ossenhoeder" De hoofdpersoon van dit poëtische beeldverhaal is een herdersjongen, een ossenhoeder. Hij staat voor niemand anders dan u, beste lezer. Het is dit ‘ik’, welk deze regels leest door een paar ogen, het subject van uw bestaan, de hoofdpersoon van dit unieke verhaal welk het uwe is. Het is dat wat uw gedachten denkt, uw plannnen maakt, uw verlangens heeft, en uw cheques tekent: het is hetgeen uit uw ouders werd geboren en op uw doodsbed zal sterven. Dit ‘ik’ is ook het beginpunt van de zenweg. Toen, volgens een zenverhaaltje, een Chinese man, Huike geheten, Bodhidharma (de eerste zenpatriarch) ontmoette, ontstond het volgende gesprek: Huike: “Meester, wilt u astublieft mijn geest (heart-mind) tot rust brengen!” Bodhidharma: “Toon hem mij, en ik zal hem tot bedaren brengen!” Huike: “Ik heb ernaar gezocht, maar kon hem niet vinden”. Bodhidharma: “Als je ernaar kon zoeken, hoe kon het dan echt je eigen geest zijn?” In het zenboeddhisme heeft het dringende verzoek “toon mij jouw zelf” een speciale klank, als de wortel van het fundamentele onvervuld blijven van de mens, en de drijfkracht van zijn streven is niets anders dan dit ‘ik’. De japanse zenmeester Bankei, bijvoorbeeld, onderkende dit diepste menselijke probleem als volgt: Je eigenliefde ligt aan de basis van al je illusies. Er zijn geheel geen illusies wanneer je deze voorkeur voor jezelf niet hebt. Zen ziet niet het ‘ik’ als het doel van de zoektocht van de mens, maar als het probleem zelf. Aldus gaat de ossenhoeder, die een ‘ik’ heeft net zoals ieder van ons heeft, op zoek naar wat hij werkelijk is. Het voorwerp van deze zoektocht, het ware zelf van de mens, wordt voorgesteld als een os. De zoektocht strekt zich uit van het zien van vage sporen (plaatje twee) tot het diepgaand overwinnen van het problematische ‘ik’ met al zijn objecten (inclusief de os: plaatje acht) - en tot het tevoorschijn treden van de werkelijke aard (plaatje negen). In de Indiase Upanishaden, is het hoogste geestelijke doel het bereiken van het eigen ware zelf, uw atman, niets anders dan de essentie zelf van alles, met andere woorden, brahman. “Tat tvam asi”, “Dat zijt gij”, is de uitdrukking daarvan. In termen van de voorliggende klassieker van de zenliteratuur, de "Tien plaatjes van de Ossenhoeder", wil dat zeggen: je eigen zelf, dat wat je werkelijk bent zonder het te beseffen, is niets anders dan de os en die bloem, of je buurman. Aldus is de ware man in plaatje tien niet weg van de wereld maar geheel hier, in drukte van de marktplaats.
Tekst: vertaling van een tekst van Urs App (IRIZ). |
|